top of page

Acht generaties smeden in Edegem: De Kock met K-O-C-K

Bijgewerkt op: 20 dec. 2023


Toen Franciscus zich in 1665 in Edegem vestigde, kon hij onmogelijk vermoeden dat zijn nakomelingen zijn beroep, smid, zouden overnemen. Acht generaties later waren zijn twee achterachterachterachterachterkleinzonen nog altijd smid. Maar in de zijtakken waren uitzonderingen, uitzonderlijke uitzonderingen.

Dit is het verhaal van De Kock met K-O-C-K [i].

Of was het toch met C-O-C-K?




Franciscus de oersmid, of niet?


Franciscus De Cock (generatie 1) trouwde in Edegem met Jacoba Van Altenaken en ze kregen samen 10 kinderen [ii]. Franciscus was smid maar in die hoedanigheid ‘meesterde’ of behandelde hij ook de paarden [iii] (veeartsen bestonden toen nog niet). Spijtig genoeg weten we niet of zijn voorouders ook smeden waren, het zou het verhaal nog straffer maken natuurlijk. Zoon Joannes De Cock zou de smederstraditie verderzetten (generatie 2). Hij trouwde in Edegem met Catharina De Ridder en samen kregen ze 4 kinderen. Zijn zoon Guilielmus De Cock, ook smid natuurlijk (generatie 3), kreeg met Joanna Maria Ruysch 6 kinderen.


Smederij en herberg


Van Guilielmus De Cock weten we dat hij de smidse combineerde met een herberg [iv]. Zoon Joannes Franciscus De Kock, een smid 😉 (generatie 4), trouwde in 1769 met Anna Maria Hellemans van de grote Hellemansdynastie [v]. Hij was betrokken bij de restauratie van Hof Ter Linden in 1770 en leverde het smids- en ijzerwerk [vi],[ix]. Hij smeedde in 1774 ook de 'branthaecken' (ook bootshaken) voor de gemeente [vii],[viii]. Zij woonden in een vandaag verdwenen huis dat als adres Drie Eikenstraat 22 zou gehad hebben, rechts naast Huis Sint-Sebastiaen (Drie Eikenstraat 20, dat bestaat nog wel).

Het smidswerk van Joannes Franciscus De Kock aan Hof Ter Linden anno 1908. Tijdens WO II werden de hekken versmolten en nadien werden, op basis van het oorspronkelijk ontwerp, nieuwe hekken geplaatst.
Woningen van de families De Kock: rechts Huis Sint-Sebastiaen, het winkeltje aan de Drie Eikenstraat 20 (zij woonden er van 1819 tot ver in de 20ste eeuw) en links het grote kostershuis aan de Drie Eikenstraat 14 (1877 tot 1879); tussen de twee woningen is het Zwaluwnest (16-18). Rechts naast Huis Sint-Sebastiaen was vroeger nog een huis waar de familie woonde voor 1819.

Is De Cock nu met een C of met een K?


Dat De Kock met K zou geschreven worden was allesbehalve evident. Pastoor Paulus Pletinckx schreef in klassiek Latijn, dat de letter K niet kent, de doopakte consequent De Cock met C tot 1736. Zijn opvolger, de Antwerpenaar pastoor Jacobus Van den Dorp liet zich, omwille van zijn zwakke gezondheid, bijstaan door anderen en dat zie je ook aan de verschillende geschriften in het doopregister. Afhankelijk van de persoon en het gebruik van klassiek of moderner Latijn werd het De Cock of De Kock. Maar pastoor Theodoor-Emmanuel Dens maakte er, vanaf 1754, een potje van. Zo werden de kinderen in hetzelfde gezin De Kock-Hellemans zowel met C als met K geschreven. Het toeval wil dat Joannes Franciscus De Kock junior met een K geschreven werd en we dan in de Franse periode verzeild geraakten. Inschrijving in de registers van de Burgerlijke Stand was verplicht en de keuze van de achternaam werd definitief. Daardoor hebben zijn afstammelingen allemaal de achternaam De Kock gekregen, met K-O-C-K.

Doopaktes van Joannes Franciscus De Kock (10-10-1770) en zijn zus Elisabeth De Cock (21-12-1771).

Vertaling akte 1: op dag 10 van oktober is gedoopt Joannes Franciscus legale zoon van Joannes Franciscus De Kock uit Edegem en Anna Maria Hellemans uit Edegem: getuigen waren Francis Hellemans en Joanna Maria Ruijsch.

Vertaling akte 2: op dag 21 van december is gedoopt Elizabetha legale dochter van Joannes Franciscus De Cock uit Edegem en Anna Maria Hellemans uit Edegem: getuigen waren Petrus Cools en Elizabeth Verhoeven.


De vijfde generatie smeden


De zoon van Joannes Franciscus en Anna Maria Hellemans, Joannes Franciscus De Kock junior, een smid (of wat dacht je, inmiddels de 5de generatie), trouwde met Joanna Catharina Van Heurck. Samen kreeg het echtpaar 9 kinderen waarvan er slechts 4 ouder werden dan 4 jaar. Vooral het overlijden van de laatste 3 broertjes, allen Petrus Josephus genoemd, heeft een diepe indruk nagelaten bij de oudere broers Joannes Baptista en Fredericus, zoals later zal blijken. Joannes Franciscus junior en Joanna Catharina Van Heurck woonden in de ouderlijke woning tot Joannes Franciscus junior overleed in 1820, 49 jaar oud.



Huis Sint-Sebastiaen en herberg-smidse Het Hoefijzer


Schoonmoeder Anna Maria Hellemans was inmiddels verhuisd naar het huis ernaast, Huis Sint-Sebastiaen. Na het overlijden van haar man trok Joanna Catharina Van Heurck met haar kinderen naar de overkant, Molenstraat 27 (vandaag verdwenen), de legendarische smederij en herberg ‘Het Hoefijzer’. Niet dat Joanna Catharina de smidse ging bevrouwen, nee, dat was haar zoon Joannes Baptista (generatie 6). Zij was de herbergierster. Het Hoefijzer zou de smederij blijven van de De Kocks, tot in de 20ste eeuw.


Wat ook geldt voor Huis Sint-Sebastiaen aan de overkant van de Molenstraat, dat werd het winkeltje van de De Kocks, tot in de 20ste eeuw.

Een andere zoon, Fredericus, bleef daar wonen, trouwde met buurmeisje Maria Anna Vermeerbergen, de dochter van oud-burgemeester François, herbergier van De Kroon aan de overkant van de straat.

De Molenstraat (nu Drie Eikenstraat) links anno 1870, rechts recent. De twee huizenblokken aan beide kanten van de dreef zijn verdwenen.
Links staat de vrouw in de ingang van Het Hoefijzer, rechts achter de man, de witte laagbouw is Huis Sint-Sebastiaen, het hogere gebouw wat verderop is het kostershuis met huisnummer 14. Daartussen is het Zwaluwnest 16-18 (prentkaart uit het archief van Frank Neyens).

Een De Kock, geen smid, maar onderwijzer, koster en organist


Neen, alstublieft geen smid. Fredericus wou lesgeven en had daarvoor ook de juiste opleiding, maar kwam in een machtsstrijd terecht met de 18-jarige Franciscus De Laet, een strijd die hij verloor [x]. Franciscus De Laet trouwde later met zijn zus Maria Theresia De Kock, benieuwd wat dat gaf op familiefeestjes😄. Maar Fredericus werd opgemerkt door de kerkgemeenschap en in 1829 aangesteld als koster en organist. Hij zou dat blijven tot aan zijn dood in 1855. In zijn leven was hij ook Armmeester, aangesteld door de gemeente om te zorgen voor de armen en in 1832 zat hij in de gemeentelijke commissie voor de bestrijding van de cholera.

In 1833 was de plaag van zatlappen, die vechtend over de straten rolden, zo groot dat Fredericus van de politie de opdracht kreeg om met de kerkklokken de ‘taptoe’ te luidden, om het sluitingsuur van de herbergen aan te kondigen. De tapkraan toe draaien dus "om alzoo den gedurigen twist der dronkaers na dien tyd te vermyden" [xi]. Hij kreeg hiervoor 15 BEF en moest dat 6 maanden volhouden.

Van 1842 tot 1845 was koster en winkelier Fredericus De Kock ook nog (belasting)ontvanger van de gemeente in opvolging van zijn schoonbroer Franciscus De Laet. Die werd gemeentesecretaris. De ruzie lijkt bijgelegd of nooit geweest te zijn want Franciscus is peter van zijn zoon Petrus Josephus.

Fredericus stierf op 23 januari 1855 aan longtering.

Petrus Josephus De Kock, kaarsenmaker


Petrus Josephus, zoon van Fredericus, genoemd naar de drie overleden broertjes van hun vader met dezelfde naam, woonde samen met zijn zussen Angelina en Livina in Huis Sint-Sebastiaen. Petrus Josephus verkocht er ‘waskeersen’ die hij zelf maakte. Op 6 maart 1870 werd hij door de kerk aangenomen als koster en als organist benoemd [xii]. Hij trouwde met Maria Theresia De Keersmaeker, beter kon hij niet kiezen. Hoewel, ze trouwden in 1877, gingen wonen in het kostershuis aan de Molenstraat 14 en scheidden twee jaar later in 1879. Het was de enige officiële scheiding in de 19de eeuw in Edegem en een ongelooflijk groot schandaal. De kerk kon hem niet als koster houden en hij werd ontslagen op 14 augustus 1879. Petrus Josephus ging terug bij zijn zussen en winkeliersters Livina en Angelina wonen in Huis Sint-Sebastiaen.

De zussen Angelina (links) en Livina De Kock (rechts), winkeliersters in Huis Sint-Sebastiaen (foto’s uit het archief van Frank Neyens).

Livina is in 1882 nog even leermeesteres handwerk geweest voor meisjes. Ze slaagde voor het examen “gedelegeerd opzichtster” en kreeg een jaarwedde van 200 BEF. Op 4 oktober 1884 werd de ‘school vrouwelijk handwerk’ al terug afgeschaft omdat er te weinig leerlingen waren [xiii].

De smidszoon die wel smid werd


Smid van de zesde generatie en herbergier in Het Hoefijzer Joannes Baptista was getrouwd met Maria Catharina Moermans en samen hadden ze 6 kinderen. Hij was ook geïnteresseerd in de politiek. Hij werd tot raadslid verkozen op 29 oktober 1839. Van de 89 kiezers waren er maar 38 komen stemmen. Edegem telde toen iets meer dan 1.000 inwoners waarvan meer dan 90% geen stemrecht had. Op 25 oktober 1842 werd hij echter terug weggestemd door een erg ontevreden bevolking want er kwamen wel 75 van de 88 kiezers stemmen.


Petrus Josephus De Kock en Maria Juliana Aerts, herbergiers van Den Akkerman

Den Akkerman op de hoek van de Hovestraat en de Doelveldstraat.

Petrus Josephus, zoon van Joannes Baptista, was ook genoemd naar de drie overleden broertjes van zijn vader. Hij was smid in de zevende generatie. Petrus Josephus trouwde met Maria Juliana Aerts en trokken naar een oeroude herberg op de hoek van de Doelveldstraat en de Hovestraat, bekend als Den Akkerman. Zij kregen in 1871 de toelating om er ook een ‘hoef- en zwaarsmederij’ te bouwen en combineerden zo opnieuw een smidse met een herberg. Zij kregen 2 zonen en een dochter die jammer genoeg overleed toen ze 5 jaar was.



Op 21 april 1875 vraagt de burgemeester aan de Vrederechter om een feit van “Aanstoot tegen het moreel” te onderzoeken. Het gebeurde in Den Akkerman. We lezen in de brief het volgende [xiv]:

Zekere manspersoon, in den vollen bloei des levens, en zich in de fransche taal uitdrukkend, aan wie, zoo men zegt, den naam of toenaam geeft van Nicolas, gelast met het plaatsen der rails op den ijzeren weg van Antwerpen naar Boom op Doornick, …, is op maandag laatst, om vier uur namiddag in den herberg Den akkerman bij De Kock-Aerts, binnen gekomen, … Volgens openbaar gerucht heeft voormelde Nicolas openbare schandalen gegeven en verricht door zijn schamelken bloot te maken en in dergelijke toestand de bazin des huises, genaamd Maria Juliana Aerts, …, nalopende dewelke verplicht was van den eenen naar den anderen kant harer herberg te ontvluchten om zich van zijnen schandalen te ontmaken welke omtrent een kwartiers zouden moeten gebeurd hebben.


Tja, met een bloot schamelken een kwartier achter de cafébazin lopen, dat mag niet hé 😉.

Bovendien had Nicolas ook nog 3 lepels en 3 roomers meegenomen toen hij de herberg verliet, Maria Juliana kon de lepels nog wel recupereren waarop Nicolas haar dreigde te slaan.

Of er gevolg gegeven is aan dit verzoek is ons onbekend, maar Maria Juliana Aerts heeft het schandaal overleefd, ze stierf bijna 40 jaar later op 26 augustus 1914 in Den Akkerman. Petrus Josephus overleed veel vroeger op 23 februari 1882, hij spuwde bloed. Zijn zonen waren 7 en 10 jaar oud.

Wat hen niet weerhield om smid te worden.


De laatste Edegemse smeden?


Broers Fredericus en Constantinus De Kock waren beide smeden van de achtste generatie. Fredericus trok naar Berchem, Constantinus bleef in Den Akkerman zowel de smidse als het café openhouden. Constantinus trouwde met Gabriella De Winter juist voor de start van de eerste wereldoorlog op 16 juni 1914. Op het einde van de oorlog ving Edegem een aantal vluchtelingen op die ondermeer werden ondergebracht in Den Akkerman [xv]. Na de oorlog dienden ze een verzoek in om een cinemazaal te mogen installeren in Den Akkerman, wat werd toegestaan.

Cinema Edison was actief rond 1925 [xvi].


Acht generaties smidsvakmanschap, wat een ervaring moet daar opgestapeld geweest zijn. Maar ze hebben geanticipeerd op de toekomst, smeden verdwenen en cinema’s verschenen, even.

En wat we ook geleerd hebben, geef geen aanstoot tegen de moreel of de burgemeester schrijft een brief aan de vrederechter, en dat wil je echt niet meemaken 😂.


Peter Crombecq, november 2023.

Met dank aan het Historisch Archief Erfgoed Edegem en zijn vrijwilligers, Erik Laforce, Frank Neyens, Frits Dewitte, de gemeente Edegem en de vele reageerders op Facebook.


Disclaimer

Het verhaal is gereconstrueerd op basis van een aantal bronnen. Ik ben me ervan bewust dat nieuwe informatie uit andere bronnen het verhaal kunnen aanvullen, nuanceren of aanleiding kunnen geven tot aangepaste inzichten.


 

Eindnoten

[i] Geïnspireerd door Baantjer, “De Cock met C-O-C-K” [ii] De voornaamste bronnen zijn de parochieregisters, de registers van de burgerlijke stand, de bevolkingsregisters en het kadaster. [iii] Prof. dr. R. Van Passen, “Geschiedenis van Edegem”, (Edegem: Gemeentebestuur van Edegem, 1974), p. 797 [iv] Prof. dr. R. Van Passen, “Geschiedenis van Edegem”, o.c., p. 844 [v] Peter Crombecq, “Hellemans, een naam die in Edegem klinkt als een huis”, te raadplegen op https://www.petcro-genealogie.be/post/hellemans-een-naam-die-in-edegem-klinkt-als-een-huis [vi] Prof. dr. R. Van Passen, “Geschiedenis van Edegem”, o.c., p. 186 [vii] Prof. dr. R. Van Passen, “Geschiedenis van Edegem”, o.c., p. 852 [viii] Brandweer Blogt!, te raadplegen op https://brandweerblogt.weebly.com/geschiedenis.html [ix] Briefkaart met postdatum 9 oktober 1908, de vernietiging van de hekken tijdens WO II is gebaseerd op een getuigenis van Frits Dewitte. [x] Prof. dr. R. Van Passen, “Geschiedenis van Edegem”, o.c., p. 922 [xi] Prof. dr. R. Van Passen, “Geschiedenis van Edegem”, o.c., p. 866 [xii] Rik Bruloot, “Petrus Josephus De Kock en zijn familie te Edegem”, in De Zonneblusser, November-December 1991 [xiii] RAA, HGA Edegem 6 Gemeenteraadsbesluiten, folio 80 [xiv] RAA, HGA Edegem 14 Briefwisseling, akte 6964 [xv] Prof. dr. R. Van Passen, “Geschiedenis van Edegem”, o.c., p. 660 [xvi] Prof. dr. R. Van Passen, “Geschiedenis van Edegem”, o.c., p. 973

95 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page