Interview
Sarah Heynssens interviewde Peter Crombecq voor de Nieuwsbrief van S.O.S. Antwerpen in januari 2022.
Dag Peter, kan je ons iets meer vertellen over jezelf?
Ja, ;-), ik ben een wetenschapper, afgestudeerd als kernfysicus in 1979 maar altijd gepassioneerd bezig geweest met computers. Tijdens mijn studies heb ik alle mogelijke computervakken gevolgd. Nadien ben ik direct in de informaticawereld terecht gekomen. Ik was 33 jaar chef van Digipolis, dat is de informaticapoot van de stad Antwerpen. Vorig jaar werd ik 65 jaar en vanaf 1 april van dit jaar ben ik met pensioen. Ik ben dus nu volop bezig met mijn post-carrière. Ik ben geboren in Antwerpen, woon in Edegem.
Hoe belandt een kernfysicus en informaticus bij een project als S.O.S. Antwerpen?
Al sinds 2003 ben ik bezig met genealogie. Er stond toen een artikel in de krant over de website www.familienaam.be . Wanneer ik daar mijn naam intikte bleek dat er maar 18 personen waren met dezelfde familienaam. Die wou ik allemaal terugvinden. Binnen het jaar was de puzzel gelegd. Wij stammen allemaal af van dezelfde stamvader, er zijn maar drie takken en dus had ik snel de hele familie samen. Wij zijn ook echt fysiek samen geweest, in 2004 in Leuven, waar onze gemeenschappelijke voorouder leefde. Dat was zo leuk dat ik genealogie ben blijven doen. Het is iets waar ik me mee kan ontspannen naast mijn job. Voor mij is genealogie een gigantische en uitdagende puzzel. S.O.S. Antwerpen werd voorgesteld in de nieuwsbrief van Histories vzw. Daar werd de vraag gesteld om mee doodsoorzaken in te tikken. Ik heb eerst mee ingevoerd en toen het project zich ontwikkelde en de vraag kwam om verhalen te helpen schrijven, ben ik daar mee gaan helpen.
Het opmerkelijk verhaal verder in deze nieuwsbrief is van jouw hand (Eugène Siberdt). Het is de tweede keer dat je een verhaal voor ons schrijft (zie ook ‘Het bijzondere levensverhaal van Anna Francisca Spinoy’, nieuwsbrief oktober 2021). Had je voordien al ervaring met het schrijven van verhalen?
Naast de ervaring vanuit mijn carrière, heb ik ook een tiental boeken geschreven over Belgische bieren en hun smaken, de Biersmaken-zakboekjes. Van het begin af aan schreef ik ook artikels over mijn genealogische opzoekingen en publiceerde die op een website. Maar ik schrijf zoals een wetenschapper. Een wetenschapper zegt wat hij constateert, beschrijft de feiten en de bronnen. Oorspronkelijk was het nooit mijn ambitie om teksten voor een groter publiek te schrijven. Wie geïnteresseerd was, zou die wel vinden via Google. Kennisdeling was voor mij belangrijk. Zo heb ik bijvoorbeeld ook een boek geschreven met de resultaten van mijn opzoekingen in een aantal archiefstukken van het stadsarchief van Leuven. Alle bestuurders van Leuven vanaf de 12de eeuw tot en met de 18de eeuw werden in een databank opgenomen en daar werd genealogische context aan gekoppeld. Wie is de zoon van wie, wie behoorde tot welke familie, etc.. Dat werd uiteindelijk een alfabetisch register van bijna 400 bladzijden. Dat boek staat online zodat iedereen het kan downloaden. Dat was een wetenschappelijke oefening, feiten verzamelen en publiceren. Ik schrijf ook om wederwoord te krijgen. Als je online publiceert, en er staat ergens een fout, dan kan je het nog verbeteren. Dat durven publiceren, de kritiek die kan komen, je daaraan blootstellen is best wel spannend, maar dan weet je wel dat een puzzelstukje mogelijk juist ligt.
Heeft het schrijven van verhalen voor S.O.S. Antwerpen je iets bijgebracht?
Absoluut. Het schrijven van de artikels voor S.O.S. Antwerpen heeft mij een heel ander inzicht gegeven. Mijn eerste inzending was heel feitelijk, vol data en personen. Daar heb ik dan een paar suggesties op gekregen en toen besefte ik dat ik zaken aan het missen was. Het aantrekkelijk maken van een tekst daar had ik nooit bij nagedacht. Nu besef ik dat het belangrijk is mensen te verleiden om jouw tekst te lezen. Zo kunnen prikkelende korte teksten een opstapje zijn naar artikels die iets dieper graven en wetenschappelijker van aard zijn. Ik leerde ook om veel te schrappen, zodat de essentie overblijft. Het schrijven van zo een kortverhaal is veel moeilijker dan gewoon los uit de pen de feiten oplijsten. Een kortverhaal, dat is een kunstwerk op zich. Hetgeen je liefst wil zeggen, moet je soms laten vallen. Ik ben nu boeken aan het lezen over het schrijven voor een breed publiek en dat is heel inspirerend.
Wat vind je het leukste aan je vrijwilligerswerk voor S.O.S. Antwerpen?
Wat ik heel graag doe, dat is de research. Ik heb nu het onderzoek achter de rug rond de Antwerpse burgemeester Jan Frans Loos. Hij komt uit een indrukwekkende familie die onder meer een hotel had op de Meir en een koetsiersbedrijf beheerde. Daar wil ik nu graag één of zelfs meerdere artikels over schrijven want daar zit echt heel veel in. Ik moet dus niet noodzakelijk research doen naar mijn eigen familie, al is het natuurlijk leuk als er een verband is. Het gaat me vooral over het ontdekken van voor mij toch minder bekende feiten. En in Antwerpen is veel te ontdekken! Gebouwen die zijn gebouwd en afgebroken, de dierentuin die eerst buiten de stad werd gebouwd en daarna binnen de muren werd gebracht, de bouw van omwallingen, forten en spoorwegen… . Er zijn in de tweede helft van de 19de eeuw fantastische dingen gebeurd in de stad. We hadden voorouders die in die tijd leefden en die dat allemaal hebben meegemaakt. Ik vind dat super boeiend. Daarnaast vind ik ook de beschikbaarheid van de doodsoorzaken leuk. Een doodsoorzaak bij het verhaal zegt toch net iets meer, dat raakt. Als een voorouder overleden is aan bijvoorbeeld cholera, dan maakt dat je verhaal rijker. Zo wordt een verhaal meer dan een opsomming van feiten.
Wat is het interessantste dat je bent tegengekomen?
In het artikel over Anna Fransisca Spinoy (nieuwsbrief oktober 2021) trof de armoede in de vierde wijk me vooral. Wij kunnen ons vandaag niet meer voorstellen dat er in die gangen en krotten mensen leefden. Ze verhuisden van het ene krot naar het andere, soms 4 keer per jaar, gedreven door noodzaak, op zoek naar een beter leven. Honderd meter verder, op de Suikerrui, resideerden de rijken. Die gemeenschappen woonden vlak bij elkaar. Wat een contrast moet dat geweest zijn.
Het tweede waar ik meer over wou weten was het fenomeen van de vele onwettige kinderen. We komen ze allemaal tegen in onze stambomen. Mijn alleenstaande overgrootmoeder had tien onwettige kinderen. Samen met haar twee zussen hadden ze 31 kinderen waarvan 18 onwettig! Dan vraag je jezelf toch af wat de maatschappelijke context is? Hoe kan zoiets gebeuren? Hoe overleefden die families? Dat is een sociaal vraagstuk dat me enorm fascineert.
Kunnen we nog teksten van je verwachten?
Jazeker! Ik heb al een tekst klaar over die overgrootmoeder en mijn opzoekingen over Jan Frans Loos wil ik ook graag tot een artikel verwerken.